Platform voor de interieurbouwbranche
Qua lijm was het vroeger een beestenboel…

Qua lijm was het vroeger een beestenboel…

Het verlijmen van allerhande zaken is al zo oud als de mensheid zelf. Het is een beetje een ‘kip en ei’ verhaal: bedacht de mens in de oudheid toepassingen voor kleverige substanties, wanneer men deze ontdekte, of bestond de vurige wens om zaken aan elkaar te laten hechten en zocht men daar oplossingen voor? We zullen er waarschijnlijk nooit achter komen.

Wel staat als een paal boven water dat het principe van verlijmen van zaken, om zo een tijdelijke of permanente hechting te krijgen, een zeer geliefde methode van het aan elkaar verbinden van dingen. Lijmen konden een dubbele functie hebben: naast hechting speelden ook het wind- en vochtdicht maken van textielnaden een rol. Het toepassen van lijm behoorde tot de expertise van vaklieden uit verschillende beroepsgroepen. De timmerman, de interieurbouwer, de meubelmaker, de boekbinder, de muziekinstrumentenmaker en de textielbewerker, allen kenden zij hun eigen soort lijm, specifiek geschikt voor hun toepassing.

Lijm is van oorsprong een natuurproduct

Bij de restauratie van antieke meubels en interieurs wordt vandaag nog steeds
gebruik gemaakt van lijm op dierlijke basis. De oude lijmindustrie maakt vroeger lijm op basis van collageen, dat gewonnen werd uit dierlijke producten. Vaak was dat slachtafval in de vorm van beenderen, maar ook werd er lijm gewonnen uit visresten, uit overgebleven dierenhuiden, de zogenaamde huidenlijm. Het scala aan diersoorten waaruit lijm werd verkregen was groot. De namen van de lijmsoorten zeggen genoeg: zo was er naast beenderlijm, vislijm, huidenlijm, vlees- en zenuwlijm en hazen- en konijnenlijm. Iedere lijmsoort kende zijn eigen toepassing, afhankelijk van de eigenschappen. Variabel en specifiek per lijm gaat het dan om bijvoorbeeld de hechtingssterkte, de permanentie van de hechting, de brosheid of juist de flexibiliteit van de lijm, de hardheid en droogtijd.

shutterstock_397842040-kopieren

De namen van de lijmsoorten zeggen genoeg: zo was er naast beenderlijm, vislijm, huidenlijm, vlees- en zenuwlijm en hazen- en konijnenlijm.

 

In de oudheid werd lijm vooral ingezet op hout, in de meubelindustrie en de muziekinstrumenten vervaardiging. Tot op de dag van vandaag kan bij restauratieklussen de inzet van dierlijke lijm nog steeds preferabel zijn ten opzichte van synthetische lijmsoorten. Dierlijke lijm is in veel gevallen oplosbaar, door warm water toe te voegen of de lijm bloot te stellen aan warmte. Een houtverbinding kan dan makkelijk ontbonden worden en weer opnieuw gemaakt worden.

Ook op plantaardige basis

Er werd niet alleen lijm gewonnen uit dierlijke resten in de oudheid. Ook de aardappel vormde een goede basis om lijm te maken. Het aardappelzetmeel werd verwerkt tot een dikke, homogene, kleur- en reukloze lijm, die technisch gezien vaak toepassing vond als behanglijm, als versterkingsmiddel van papier, voor het verlijmen van papieren zakken en het vervaardigen van gegommeerd papieren plakband. In de moderne meubel- en interieurbouw maken we uiteraard gebruik van het enorme scala aan specifieke lijmen op synthetische basis. Hechtingssterkte, droogtijd een aanvangssterkte zijn voor ons in laboratoria onderzocht en bepaald. Toch is het goed om te weten dat lijm van oorsprong een echt natuurproduct was.

Meubel- en interieurrestaurateurs die dicht bij de originele werkwijze willen blijven, maken nog steeds gebruik van de oude, traditionele lijmsoorten. Deze zijn bij gespecialiseerde bedrijven nog steeds verkrijgbaar. Ook zijn er steeds meer mensen die als hobby zelf weer lijm maken op de traditionele manier, vaak vanuit een ideëel oogpunt.   

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.